< terug naar artikelen overzicht

Kunnen we zonder God samenleven?

Gepubliceerd op 22 oktober 2018

Laat welzijn meer dan zorg zijn

Samenleven in het ’superdiverse’ Nederland is verre vanzelfsprekend, stelt Hans Boutellier. ’Opbouwwerk is zowel uitdagender als meer noodzakelijk geworden.’

Hij noemt het ’radicale tijden’, Hans Boutellier. De wereld waar we in leven. Superdiversiteit, morele verlegenheid, pragmacratie, het zijn de op het eerste gehoor abstracte woorden die de hoogleraar en wetenschappelijk directeur van het Verwey-Jonker Instituut (zie kader, red) graag gebruikt. Dan gaat het over de spanningen rondom de komst van vluchtelingen, over de dreiging van aanslagen, over het voortdurend lastige vergelijk tussen ’autochtonen’ en ’allochtonen’. Over het maatschappelijk onbehagen dat het laatste jaar sterker lijkt te worden. Boutellier schreef er een boek over: ’Het seculiere experiment. Hoe we van God los gingen samenleven.’ Uitdagend denkwerk waarin hij de vraag stelt waar ’we’, als mensen binnen de Nederlandse landsgrenzen, het nog over eens zijn, waarin we nog ’samen’ zijn. Met zijn vader als vertrekpunt: ’Als niemand meer gelooft, wordt het een zooitje, jongen’.

- Dat is het toch niet geworden?
Lacht: ’Dat kan ik gewoon letterlijk zeggen als hij nog zou leven. Ik kan zeggen ’Pap, het is geen zooitje geworden’. We zijn in staat gebleken aan het samenleven zonder God vorm te geven. Onze kwaliteit van leven is niet minder geworden, misschien in tegen deel zelfs. Maar die samenleving waar we nu in leven, die ik ’pragmacratie’ noem, is wel aan het kraken. Veel mensen zijn angstig, zien vooral risico’s, trekken zich terug’

- Wat vroeger anders was?
’Er is veel discussie geweest over de relatie tussen secularisering en criminaliteit. Het idee was dat we zonder God, zonder de bindende normen vanuit het geloof ons slechter zouden gaan gedragen. Dat blijkt uiteindelijk niet waar te zijn. De criminaliteitscijfers stabiliseren, al is het op een hoger niveau dan in de jaren zestig. Wat ik veel interessanter vind is dat geloof, religie voorzag in een vorm van heilszekerheid. De overgave aan een God leidde tot een levenshouding waarmee risico’s ontspannener tegemoet werden getreden, een soort heilszekerheid, certitudo, een gevoel van geborgenheid, dat is voor veel mensen weg.’

- Onzekerheid
’Ja, inderdaad. Ik denk dat je het indirect ook terug ziet bij veel professionals, leerkrachten, mensen in het sociaal domein. Waartoe voeden we op? Waar doen we nou goed aan? Aan wat voor wereld draag ik bij? En die verlegenheid, die twijfel ervaren ze in een wereld waarin een groeiende groep mensen claimen de waarheid te kennen, niet meer in staat lijken zich op een constructieve manier tot elkaar te verhouden.’

Managen
Een samenleving waarin de behoefte aan een eigen gelijk toeneemt, dat ziet Hans Boutellier. Een seculiere, pragmatisch ingestelde maatschappij waarin juist de onderliggende aanname dat er geen waarheid is, dat iedereen mag geloven mag geloven wat-ie wil, steeds minder bevredigend is. ’We trekken die twijfel maar moeilijk, zeker mensen die minder mogelijkheden hebben, we zijn onrustig, zoeken houvast.’

- En dat uit zich in steeds feller wordende oppositie, in ’daar moet een piemel in’, in salafistische moslims die zeggen dat dit niet ’hun maatschappij’ is, enzovoort.
’Ik begrijp zulke reacties inderdaad tegen die achtergrond. Wat je ziet is, ik formuleer het nu bewust positief, dat we elkaar en onszelf permanent bevragen. ’Wat bezielt jou?’. ’Wat vindt jij?’. ’Wat vind ik?’. ’Waar baseren we op wat we vinden?’. Daar zijn we voortdurend mee bezig, dat uiten we. Twitter is daar natuurlijk een duidelijk voorbeeld van. Maar kijk ook maar naar programma’s als De Wereld draait Door, Jinek of Pauw.’

- Wordt er wel naar elkaar geluisterd? Willen we het nog eens worden?
’Het is wel ingewikkelder geworden. Woorden als ’samen’, ’wij’, ’verbinden’ zijn gepolitiseerd, horen inmiddels bij een bepaald gedachtengoed. Ik ervaar ze zelf ook als zoetsappig. Bestuurders, politici, ze gebruiken die woorden graag, alsof dat een wenkend perspectief zou zijn, maar daar is de situatie al veel te ingewikkeld voor geworden. Er is een groeiende groep mensen die zegt ’we willen wel door, maar niet met die en niet met die’.

- Zorgwekkend
’Misschien. Maar vooral heel onrealistisch. Er zijn in Nederland inmiddels drie grote steden waarin minderheden gezamenlijk de meerderheid zijn. Je kunt wel boos zeggen ’het moet niet mogen’, maar het is gewoon zo. Die superdiverse wereld aan opvattingen, standpunten, geloven is een feit. En die voortdurend ontmoeting van al die diversiteit hebben we te managen, te accommoderen.’

Opbouwen
Boutelliers analyse doet hem met enige zorg kijken naar de huidige focus van professionals werkzaam in het sociaal domein. Hij ziet ’welzijnswerk’ dat, gevoed door de transities, in toenemende mate ondergeschikt is aan zorgvragen, aan het ondersteunen van kwetsbare mensen. En steeds minder gericht is op het same  leven. ’Het is niet iets wat ik in mijn boek expliciet uitwerk, maar er zit echt werk in het leren omgaan met verschillen, in het telkens weer vinden van een verstandhouding. Dat begint al in het onderwijs. Dat kinderen leren te praten over waar ze in geloven, over wat ze van waarde vinden, dat ze met elkaar het gesprek daarover voeren. Hier ligt dus ook een uitdaging voor social work. Ik zat onlangs bij een bijeenkomst van ons Kennisplatform Integratie Samenleving, en dan hoor ik een jonge, goed gebekte Moslima zeggen, ’Ik kan met mijn leeftijdsgenoten, met professionals niet over het geloof praten. Ze begrijpen niet waar ik het over heb, vinden het bevreemdend, vervelend’. Dat is wel een beetje gek.’

- Een voorzichtig pleidooi voor het afstoffen van het opbouwwerk?
’Wellicht, maar dan wel voorzichtig. Omdat zo’n term toch teveel suggereert dat de samenleving weer een eenheid kan worden. Dat kan in deze superdiverse wereld volgens mij niet meer, je kunt wel zorgen dat er gesprek ontstaat, dat er uitgewisseld wordt. Het zijn slappe woorden, maar ik heb nog geen betere. Het gaat om momenten van gezamenlijkheid, daar kan welzijnswerk aan bijdragen’

- De sociaal werker als een soort vertrouwenspersoon?
’Ook een belast woord, het gaat hier natuurlijk niet over seksuele intimidatie of iets dergelijks, maar het gaat inderdaad wel over professionals die vertrouwd worden waardoor men met hen durft te praten. Weet je, het zit voor mij wel heel erg in het inclusief houden van de samenleving.’

- Inclusief houden
’Ja. Gewoon de vele mensen die niet vanzelfsprekend meedoen, die de diversiteit beangstigend vinden er bij houden. Of de mensen die het gevoel hebben dat ze niet mee mogen doen vanwege hun kleur of religie. Zorgen dat er onderling gesprek ontstaat en blijft.’

- Die rol is belangrijker geworden
’De context is nu zo anders, met die enorme diversiteit, met de grote rol die sociale media spelen. Het opbouwwerk, ik noem het nu maar even zo, is zowel uitdagender als meer noodzakelijk geworden. Dat beseffen we te weinig, vind ik.’

Bezieling
Wederkerigheid. Dat vind Boutellier een belangrijke Leitmotiv in wat hij het ’ voortdurend managen van verschillen’ noemt. Daar zouden professionals in het sociaal domein mee aan de gang mogen gaan.
’Stel, je huurt een woning van een woningcorporatie. Ik ben er tegen om zo iemand ’klant’ of ’cliënt’ te noemen, wat nog veel gebeurt. Noem hem of haar ’huurder’, ’bewoner’, omdat je zo de mogelijkheid schept een wederkerige relatie te ontwikkelen. Om te bespreken wat je van elkaar verwacht. Als je iemand klant noemt, ontneem je haar of hem eigenlijk zijn verantwoordelijkheid. Of dat als je verhuist van de ene gemeente naar een andere, je je niet alleen laat registreren, maar er ook een soort welkom-gesprek is.’

- Betuttelend
Schiet naar voren. ’Nee, dit hoort bij de samenleving waarin we leven. Waarin je niet meer van bovenaf wordt verteld hoe te leven, maar waarin je wel niet anders kunt dan constateren dat je wat met elkaar te hebt omdat je samen ergens leeft. De verbindingen liggen in het alledaagse, in al die kleine gesprekken die we voeren.’

- Verder vormgeven aan de participatiesamenleving
’Ik ben daar helemaal niet cynisch over. Natuurlijk zitten daar bezuinigingen achter, maar het past ook bij wie we gezamenlijk momenteel zijn. Een vrij horizontale samenleving met veel onderlinge verbindingen. Al die burgerkracht die je nu echt ziet, al die vormen van ’doe-democratie’, daar zit wel degelijk bezieling onder. Die waren we behoorlijk kwijt geraakt in de professionele bureaucratie van verzorgingsstaat. Nu hebben we er in mee te bewegen, recht doen aan het geloof bij veel mensen dat we werken aan een betere samenleving, zorgen dat we in gesprek komen en blijven.’

Hans Boutellier?
Geboren in 1953, was van 2003 tot 2014 algemeen directeur van het Verwey-Jonker Instituut, onderzoeksinstituut voor maatschappelijke vraagstukken. Boutellier is er nu wetenschappelijk directeur. Is bovendien hoogleraar ’Veiligheid en Burgerschap’ aan de Vrije Universiteit van Amsterdam. Boutellier publiceerde onder meer ’De Veiligheidsutopie’, ’De improvisatiemaatschappij’ en zeer onlangs, bij uitgeverij Boom, ’Het seculiere experiment’.